Ergens wel amusant maar de potsierlijkheid van alle losse elementen is zo prominent aanwezig dat het moeilijk genieten is.
Swayze speelt de ubercoole bouncer Dalton die in zijn vrije tijd aan tai chi doet, een poëziebundel openslaat en en passant ergens een filosofiediploma heeft rondslingeren. Hij is de beste in zijn vak en in de openingsscène krijgt hij het aanbod om eens flink de bezem door de Double Deuce in Kansas te halen. Het gespuis aldaar is echter in dienst van lokale magnaat Brad Wesley, die niet alleen het stadje in zijn wurggreep heeft, maar ook een zwak heeft voor arts Elizabeth Clay, die als love interest door Swayze al snel liefkozend 'Doc' genoemd wordt.
Het verhaal kent geen verrassingen - het verloop wordt zelfs expliciet voorspeld als "it'll get worse before it gets better" - en Swayze moet flink wat klappen, intimidatie en vandalisme doorstaan alvorens het recht zegeviert. Het is jammer dat de sneu acterende Lynch de chemie met Swayze totaal verstoort, dat de soundtrack iedere scene ietwat knullig op de voorgrond treedt en dat ieder personage zo plat als een dubbeltje blijkt; wat echter funest isvoor de film, is dat de vechtscenes zonder uitzonderlijk echt erbarmelijk gechoreografeerd en in beeld gebracht zijn. Als spil van de film halen die het totaalniveau definitief naar beneden.
Ik had het na het zien van Road House (2024) niet verwacht, maar zelfs die remake is nog een fractie beter te noemen dan dit origineel. Sam Elliott is nog het beste in de hele film. 1,5*
De statistieken zijn bekend: 65.000 frames in olieverf, waarvan ieder frame binnen hetzelfde shot ten behoeve van de animatie telkens overgeschilderd werd, waardoor de uiteindelijk ruim 800 shots evenzoveel handgeschilderde canvassen opleverden. 125 kunstenaars van over de hele wereld zijn er 6 jaar mee bezig geweest om de voor een green screen gespeelde scenes na te schilderen, veelal in de stijl van Van Gogh zelf. Dat is een indrukwekkend arbeidsintensieve, ambachtelijke benadering van filmmaken die sowieso respect afdwingt.
Het is dan ook een beetje lullig om te moeten opbiechten dat het voor mij niet direct een boeiende film opleverde. Rationeel ben je constant bewust van de bovenstaande statistieken, maar de gehanteerde werkwijze van het overschilderen en vastleggen (rotoscoping), gecombineerd met de grove penseelstreken van Van Gogh levert vaak een onrustige, constant vibrerende animatie op. Bij flashbacks (gebaseerd op foto’s ipv gespeelde scenes) schakelt de film naar een andere, monochrome en tekenachtigere stijl, die minstens zo indrukwekkend is maar aanzienlijk rustiger voor de ogen. Over het art design niks te klagen, maar qua animatie toch erg wisselvallig en afleidend.
Het verhaaltje heeft ook niet veel om het lijf. In een poging Van Goghs laatste brief te bezorgen, begint hoofdpersoon Roulin te twijfelen over de toedracht van diens overlijden. In een poging meer informatie over zijn laatste dagen te achterhalen, bezoekt Roulin de plaatsen waar Van Gogh verbleef en spreekt hij de mensen die dicht bij hem stonden in de aanloop naar zijn dood. Deze gesprekken voelen steeds meer als ondervragingen en de insinuaties die Roulin soms afvuurt voelen wat misplaatst, zeker uit de mond van iemand die aanvankelijk wat schoorvoetend zijn missie van postbode accepteerde. De speurtocht krijgt steeds meer een luchtje van sensationalisering en ik heb bovendien niet het idee dat ik er een betere inkijk in Van Goghs werkelijke beleving of psyche door heb gekregen.
Los van de minpunten, is het zoals gezegd moeilijk dit af te serveren als ondermaats, daarvoor is het dan weer te indrukwekkend. Maar zowel Van Gogh als het art design verdienen een betere film wat mij betreft. Voor de kenners is het een leuke uitdaging om zo veel mogelijk van Van Goghs originele schilderijen te herkennen en voor de nog hardere die-hards: er schijnt in 1 van de 65.000 frames een vlieg in de verf te zitten. Wie ‘m vindt, wint een reis naar Auvers. 2,5*
Om na het recente succes van moody sfeerhorrorfilm Longlegs de druk der verwachtingen van je af te schudden en je Stephen King adaptatie van een flinke scheut humor te voorzien, vind ik al bewonderenswaardig. De man durft duidelijk zijn eigen plan te trekken. Dat hij met The Monkey die koorddans heerlijk aanstekelijk weet te volbrengen mag een klein wonder heten, maar wat mij betreft dubbel en dwars geslaagd.
De humor zit 'm veelal in de timing en de editing, want Perkins legt het beeld stil of schiet juist snel door naar de volgende scene als er weer een bizar overlijden plaatsvindt. De toedracht van de kills heeft in randomness en overdaad inderdaad iets weg van de Final Destination reeks, maar waar in die films de nodeloze serieusheid rond de kills het belachelijke karakter ervan onderstreept, omarmt The Monkey de uitzinnige hilariteit van de splatter met overgave. En het hoeft niet altijd volledig in beeld plaats te vinden om effect te hebben, dat heeft Perkins vernuftig goed in de gaten. De vertrapte slaapzak vol mush wordt pas op de autopsietafel opengetrokken en het vlammend hoofd wordt stilgezet voordat de brievenbus het doorklieft: wat mij betreft perfect getimed.
Het design van het aapje is creepy en de verschillende aanzichten waarmee het in beeld gebracht wordt wanneer het begint te trommelen werkt de dreiging aardig in de hand. Vaak is de uiteindelijke kill de bevrijding die de deur openzet voor de lach - en de humor moet je liggen, dat zal best. Hoogstwaarschijnlijk ook niet de beste film om met de verkeerde verwachtingen binnen te stappen, want de film kleurt aardig buiten de lijntjes van wat er (tegenwoordig) in horrorland gebeurt met alle elevated serieux en wildgroei aan remakes. Wat dat betreft deed de toon me nog het meest terugdenken aan jaren '80 horror, maar dan wel kundiger geschoten.
Perkins doet met zijn laatste exact het tegenovergestelde wat Eggers met Nosferatu neerzette: iets compleet anders. En ik had het op voorhand niet geraden, maar The Monkey overtuigt voor mij véél meer. Heerlijke film. 4*
Alternatieve titel: Good Manners, 30 maart, 19:59 uur
Tjaaa, zeker geen slechte film maar het is een beetje een mengelmoes van elementen geworden en kan maar moeilijk toon of focus vinden. Zou het komen doordat er een duo in de regisseursstoel zit? Zichzelf presenterend als een folkloresprookje, opent de film met een ontluikend liefdesdrama tussen twee vrouwen uit tegengestelde milieus. Clara is een zwarte vrouw die maar moeizaam een positie als nanny kan bemachtigen bij de welgestelde, zwangere Braziliaanse Ana.
Tot aan de bevalling staat hun romance centraal maar wordt je als kijker middels enkele hints al op de hoogte gebracht dat Ana’s zwangerschap niet zo onschuldig is als het lijkt. Maar ook de wending die het verhaal dan neemt, is niet eenduidig te noemen. De spaarzame horror wordt afgewisseld met een wat oppervlakkig adoptiedrama en vermengt dat met muzikale intermezzo’s en een vleugje coming-of-age. Hoewel alle elementen oprecht benaderd worden, word je als kijker wat abrupt van het een in het ander gedropt en vormt het best een uitdaging om lijn te vinden in het kernsentiment van de film. Het is allemaal een beetje teveel en er wordt te weinig gesneden in relevantie, waardoor de 135 minuten ook wat lang aanvoelen.
Er wordt veel geklaagd over de CGI bij deze film maar dat vond ik bij lange na niet het belangrijkste euvel. De film is van alles wat, en de wisselvalligheid wordt benadrukt door de editing, die de ene keer scenes te lang laat voortduren, de andere keer te snel afkapt om iets van uniformiteit te creëren of overheersend sentiment durft te kiezen. Aan de andere kant worden kleur en mooie plaatjes veelal als positief aspect genoemd, maar ook daar kan de film geen voldoende uit krijgen; ik vond het visueel redelijk sober en weinig imposant.
Wat mij betreft gaan deze regisseurs hierna lekker hun eigen, individuele weg, want er zit genoeg in om tot de verbeelding te spreken, maar het ontbreekt aan een rechtlijnige visie om dat ook daadwerkelijk tot een meeslepende film te laten leiden. 2,5*
In het begin lijkt het een volbloed komedie te zijn, met veel vreemd gedrag van personages die in hun uitbundigheid de film een haast absurdistisch tintje à la Happiness meegeven, maar de film vindt gaandeweg hart in de oprechte benadering van drama zonder ooit afscheid te hoeven nemen van de luchtige, bijtijds joviale benadering van het centrale drama.
De jonge Milla heeft namelijk kanker. Je krijgt nooit te weten wat voor soort kanker of hoe lang ze er al mee rondloopt, maar het is lang genoeg om als ingeburgerd gegeven binnen het gezin een plaats gekregen te hebben. Milla probeert in de eindigheid van haar bestaan nog zo veel mogelijk leven te verzamelen en valt voor de significant oudere, afgestoten rebel en drugsfanaticus Moses, die een regelrechte nachtmerrie moet zijn voor iedere ouder. Milla’s ouders zijn echter ook verdwaald in de notie van wat goede opvoeding nou eigenlijk betekent als je kind de dood in de ogen kijkt en aan frequente chemo onderhevig is. Dat Milla’s vader een wat moedeloze psychiater is en haar moeder een wankelmoedige gebruiker van voorgeschreven kalmeringsmiddelen wil natuurlijk ook niet helpen.
Binnen dit kwartet ontstaat gedurende de film een heel bijzondere verhouding, waarin ieder de houdbaarheid van Milla’s leven probeert te positioneren in hun omgang met de anderen en zoals gezegd is dat allemaal heel sympathiek en oprecht vormgegeven, maar ook met dat vleugje jovialiteit (dat ik misschien wel ben gaan typeren als kenmerkend voor Australische makers) waardoor het nooit een rechttoe-rechtaan tranentrekker wordt. Een bijzondere balans en eentje die, zeker naar het einde toe, toch overtuigd weet te raken met een onontkoombare finale die de onmacht van de situatie schrijnend vorm weet te geven.
Ja, ik vond dit heel mooi en oprecht. Binnen thema’s die zich voor je gevoel gangbaar openstellen voor gemakzuchtig sentiment weet Murphy een prachtige balans te vinden tussen komedie en drama, en is met name het einde vakkundig vormgegeven en zou ik het knap vinden, mocht je in staat zijn het compleet droog te houden tot aan de aftiteling. Mij is het niet gelukt. Glansrol voor Mendelsohn, als vader. 4*
Ik ben in de loop der tijd toch een beetje fan geworden van Robert Pattinson, met name door zijn vertolkingen in The Lighthouse, The Devil All The Time, Good Time en het recente Mickey 17. Hij was veelal de reden om deze film eens aan te zwengelen, want van Denis zag ik eerder alleen Vendredi Soir, die ik op 1* heb staan.
Ook deze kon me niet helemaal bekoren. Ja, het is een wat ongebruikelijke film die genre-elementen verzamelt en bundelt met enkele gewaagde scenes en een overall gevoel van ongrijpbaarheid; het eindresultaat is niet altijd even boeiend en soms ronduit opzettelijk vaag en onbevredigend.
In feite vond ik het eerste half uur, als Pattinson met de jonge Willow opgescheept zit het meest intrigerend, de flashbacks naar de missie worden gepresenteerd als een verklarende backstory, maar zijn irritant rommelig en artsy en de scenes met de inmiddels opgegroeide Willow geven weinig verdieping en leiden uiteindelijk tot een een wat zinloos aandoende fade-out.
Geen idee wat deze film uiteindelijk te zeggen heeft en op cinematografisch vlak doet het wat amateuristisch aan. Mijn 2,5* vormt de waardering voor een handvol scenes die het geheel overeind houden en het degelijke acteerwerk van met name Pattinson en Binoche, maar het is vast niet voor niks dat ik deze in twee sessies wat plichtmatig uitgezeten heb.
Een manga-adaptatie gesitueerd in het Edo-tijdperk van Japan (1603-1868). Ondanks de historische setting, geeft Ninagawa (zelf fotograaf en visueel kunstenaar) haar eigen schwung aan het verhaal van Kiyoha. Het bordeel waar zij als kind geplaatst werd is gedompeld in een felkleurig, veelal primair kleurpalet, de kostuums en make-up zijn indrukwekkend extravagant te noemen en hoewel de film veelal binnenkamers geschoten is, weet Ninagawa dankzij inventieve shots en indrukwekkende art design de kleine ruimtes toch een ruimtelijk gevoel mee te geven. Visueel erg indrukwekkend en ook de anachronistische muziekkeuze weet de klassieke setting overtuigend in een eigentijds jasje te steken.
Verhaaltechnisch blijft de film wat steken in een alledaags verhaal waarin Kiyoha zich weet op te werken tot oiran, binnen de hiërarchie van courtisanes het hoogst haalbare. Oiran worden bewonderd vanwege hun schoonheid, intelligentie en verleidkunsten en ook waren zij doorgaans bedreven in verschillende artistieke vaardigheden. Hoewel het bordeel opereert binnen strikte kaders van etiquetten en gebruiken, probeert Kiyoha ook in haar nieuw verworven positie van aanzien trouw te blijven aan haar eigen verlangens naar liefde en vrijheid en probeert ze het vuur van haar haar rebelse geest te behouden. Het is de vraag of ze daarin kan slagen binnen de parameters van haar bestaan in het bordeel (het motief van goudvissen in een vissenkom komt meermaals voorbij) en onderweg wordt het haar bemoeilijkt door onder andere een teleurstelling in de liefde, een onverwachte zwangerschap en een huwelijksaanzoek uit prestigieuze hoek.
Tsuchiya is een ongewone schoonheid en vervult de rol van de eigenzinnige Kiyoha to a tee. Haar innerlijke belevingswereld blijft echter wat op afstand (enkele quasi-existentiële mijmeringen daargelaten) en de urgentie van haar verhaal had wat beter aangescherpt kunnen worden, waardoor het wel boeiend is om te volgen maar nooit echt meeslepend wordt. Dat gebrek aan inleving of spanning wordt lange tijd opgevuld door alle visuele pracht en mooie plaatjes, al raak je er als kijker allengs ook wat door verzadigd.
Veelal een audiovisuele masterclass dus die wel degelijk indruk maakt, al had je als kijker gewenst dat er inhoudelijk ook wat grootser uitgepakt had kunnen worden. 3,5*
Alicja lijdt aan geheugenverlies en heeft de afgelopen twee jaar over de straten van Warschau rondgezworven zonder te weten wie ze in haar vorig leven was of wie ze daar heeft achtergelaten. Wanneer ze op een gegeven moment gearresteerd wordt (in de openingsscène zien we haar zonder gene plassen op een drukbevolkt metroperron), krijgt ze de keuze om op tv te verschijnen in een Pools programma waar kijkers worden aangespoord te bellen als ze de afgebeelde vermiste personen herkennen. Alicja’s vader belt het programma en al snel ziet ze zichzelf herenigd met haar ouders, echtgenoot en kind.
Het is echter van beide kanten niet het vreugdevolle wederzien dat je na twee jaren van verwijdering wellicht zou verwachten. Man en kind reageren koud tot ronduit vijandig en ook Alicja zelf lijkt zich te hebben geconformeerd met de nieuwe persoon die zij is geworden, in plaats van terug in te voegen in het burgerlijke bestaan wat haar leven was. Omdat de aanvraag van nieuwe identiteitspapieren weken op zich laat wachten, verblijft ze toch in wat haar huis moet zijn en hoewel ze niet staat te springen om de herinnering aan haar vorige leven aan te wakkeren, begint de aanloop naar haar ongeluk en geheugenverlies zich toch steeds verder te ontrafelen.
Het is een wat ongewone behandeling van een bekend thema, omdat doorgaans protagonisten met geheugenaandoeningen niets liever willen dan zich te herinneren wie ze waren. Fuga vormt het onopgesmukte maar ongewone tegenwicht in die traditie door de onaangepaste Alicja, die zich daar vooral tegen lijkt te verzetten, centraal te stellen. Dat zij daar uiteindelijk ook haar beweegreden voor lijkt te hebben is een welkome ontvouwing, maar onderweg is het boeiend om te zien hoe de (weinig sympathieke) personages wat ongemakkelijk manoeuvreren als er plots een vreemde opnieuw invoegt in je leven.
In niets heeft deze de allure of grootse fantasie die Smoczynska’s The Lure zo intrigerend maakte, maar als anekdotische vertelling weet Fuga toch een oprecht verhaal te vertellen. De hele aankleding van de film is soberheid ten voeten uit, dus laat je door de poster en openingssequentie niet verleiden hier iets groots of fantasievols in te verwachten; de film draagt het verhaal haast in documentaire-achtige stijl uit. 3*
Alternatieve titel: Anatomy of a Fall, 25 maart, 02:16 uur
Film die bij mij een beetje moet onderdoen voor de verwachtingen. Dit keer veroorzaakt door veel lof van omstanders, eindejaarslijstjes waar deze vaak in hogere regionen eindigde en natuurlijk de Palme d’Or 2023 die deze op de mantel heeft staan. En al moet ik me door al die dingen natuurlijk niet teveel laten leiden, het is opmerkelijk dat je dan toch een wat doorsnee mysterie slash rechtbankdrama voorgeschoteld krijgt.
De dood van echtgenoot Maleski wordt als verdacht aangemerkt, waardoor schrijver en moeder Voyter ter juridische verantwoording geroepen wordt. Sinds het ongeluk dat hun zoon op vierjarige leeftijd grotendeels van zijn zicht beroofd heeft, kampen de twee met spanningen over schuldgevoelens, onvervulde ambities en financiële problemen. Zowel moeder als zoon brengen nogal onhandige wijzigingen in hun getuigenissen aan, wat voer is voor de openbare aanklager, maar het verleent het mysterie nooit de spanning die nodig is om echt nieuwsgierig te worden naar de afloop. Sterker: de twijfel die gezaaid wordt moet voortkomen uit een reeks uitgekiend gedoseerde onthullingen, maar doet over het algemeen wat geschreven aan. Echte verrassingen of twists heeft de film ook niet te vergeven, hoogstens neemt het af en toe een zijweggetje om uiteindelijk uit te komen op een punt wat je doet afvragen wat nou de hele point van het circus is geweest.
Ik vond het een boeiende reconstructie van de sluimerende onvrede binnen een gezin waarin idealen en ambities hervormgegeven moeten worden als het lot hun levens een andere wending geeft, maar binnen het kader van de rechtszaak voelt ook dat als een wat secundair gegeven. De rechtszaak zelf herbergt weinig spanning of urgentie en loopt uiteindelijk met een sisser af. Pluspuntje was het acteerwerk van met name Huller, al mag hond Messi ook niet onvermeld blijven. 3*
Geinig coming of age filmpje over twee cynische meiden Enid en Rebecca, die vanuit hun bubbel van vriendschap plezier halen uit het afkeuren en beschimpen van omstanders en alles wat riekt naar burgerlijkheid en mainstream. Na hun afstuderen is het tijd om hun lang geleden gevormde plan om samen te wonen (en verder te studeren te laten schieten) dan eindelijk te verwezenlijken. Maar liggen de twee nog wel op één lijn? Wanneer Enid na een uit de hand gelopen prank een ongewone vriendschap met de eigenaardige platenverzamelaar Seymour (Steve Buscemi) aanvangt, begint Rebecca te zich buitengesloten te voelen en lijkt er steeds meer een wig tussen de vriendinnen te ontstaan.
De film typeert voor mij een herkenbaar stukje vriendschap, dat centreert om idealen en patronen die zij weliswaar beiden gewoon zijn te cultiveren, maar tegelijk weinig open staat verandering. Beiden hebben moeite om hun eigen volwassenwording in een andere richting vorm te geven, waardoor de verwijdering tussen de twee onvermijdelijk lijkt. Langs curieuze omweggetjes als kunstcolleges, platenverzamelaarsbijeenkomsten en noodzakelijke bijbaantjes, worden we als kijker getrakteerd op een scala aan gekkige bijrollen maar is er af en toe ook ruimte voor sentiment in hun existentiële zoektocht.
Ik vond de film nooit écht grappig en ook zelden écht ontroerend, maar de ingrediënten voor een typische indie-darling zitten er wel in. Misschien had ik er meer van verwacht. Waarschijnlijk weerhield het aanvankelijk cynisme van met name Enid me ervan om werkelijk in te voelen met de (bijtijds onsympathieke) hoofdpersonages, al is hun gedrag wel typisch te noemen voor de puberige buitenbeentjes die ze zijn. Leuke bijrol voor de sullige Buscemi, die laat zien dat jeugdigheid niet de bepalende factor is om te kunnen verdwalen in het leven. 3*
Jennifer Kent gooit het over een andere boeg na haar succesvolle debuut The Babadook, toch wel een inventief horrorwerkje dat zonder al teveel bezwaar een van de pioniers van het elevated horror subgenre genoemd kan worden. De verweving van genre-elementen met familiedrama en thema’s van geestelijke gezondheid is uiteraard niet nieuw en was binnen horror misschien (veelal als metafoor) altijd al aanwezig, Kent heeft met haar debuut wel een steentje bijgedragen aan de exploratie en verfijning van die combinatie. Maar op de formule voortborduren doet ze dus niet, waardoor we ons in The Nightingale in een hele andere setting en genre bevinden.
In het Tasmanië van 1825 staat de jonge Ierse Clare onder toezicht van Britse officier Hawkins voor een niet nader benoemde misdaad. Samen met man en kind wacht zij op het verlossende woord van Hawkins dat ze haar straf uitgezeten heeft. Deze ontzegt haar niet alleen meermaals deze verlossing, wanneer de echtgenoot van Clare verhaal komt halen, loopt dat noodlottig af en blijft Clare moederloos als weduwe achter. Gezind op wraak achtervolgt Clare Hawkins naar een nabijgelegen nederzetting, vergezeld door lokale gids en aboriginal Billy.
Wat volgt is een zoektocht met beproevingen vanuit verschillende hoeken (de barre tocht, de verwilderde natuur, de achtergestelde status van Clare als vrouw en Billy als zwarte man) en het duurt misschien een tijdje voordat we als kijker getrakteerd worden op gerechtigheid, maar de manier waarop die vormgegeven wordt weet toch te verrassen. Zelf vond ik het wat jammer dat de (bij)personages wat eendimensionaal vormgegeven worden en Clare zelf ook wat eentonig vertolkt wordt door Franciosi, die een soort constant geïrriteerde Keira Knightley neerzet.
Het wraakverhaal mag dan anders vormgegeven worden dan je gewend bent, echt bevredigend zou ik het niet noemen. Het gebrek aan plan is door de emotie nog te vergeven, maar ook in de uitvoering werkte Clare me af en toe op de zenuwen. En naast alle interessante thema’s die de film onderweg aansnijdt, blijft het meerendeel toch wat aan de oppervlakte hangen. Het eindresultaat is zeker niet vervelend om naar te kijken (afgezien van de verkrachtingen, waarvan de eindteller op een imposante 5 uitkomt), maar een beetje lang en repetitief voelt het wel op een gegeven moment. 3*
Plaza ken ik voornamelijk uit interviews en snippets van talkshows waarin ze bij mij al snel wist te scoren met haar strak geplooide gezicht en dead pan delivery. In deze film komt die eigenaardigheid ook wel enigszins naar voren maar gaandeweg lijkt de film toch wat meer oprecht sentiment te willen verwezenlijken (denk aan een film als Garden State). Niet alleen vind ik dat niet direct bij haar als actrice passen, de film zelf komt er ook niet zo goed mee uit de verf.
Nu had ik aan de hand van de premisse waarschijnlijk een hele andere film verwacht: het scenario dat om het krantenknipsel heen is bedacht, legt de focus meer op alledaagse thema’s van vervlogen kansen, onbenut potentieel en de angst om te leven, dan dat het de directe sci-fi implicaties van het tijdreizen exploreert. Prima, het is altijd leuk als een film een andere afslag durft te nemen maar naast de centrale ambiguïteit (is de man van de advertentie gek of geniaal), worden bovenstaande thema’s wat oppervlakkig uitgewerkt. En erger: het mist een beetje de charme, timing, humor en scherpte om van deze insteek een overtuigende indie-film te maken.
Grootste obstakel is voor mij de casting van Duplass, die het charisma en komisch talent mist om effectief te balanceren tussen ontwapenende dromer en labiele, enigszins gestoorde wetenschapper. Met een prestatie die erg one-note overkomt nestelt hij in het veilige midden, terwijl je als kijker maar al te graag door zo’n personage meegenomen wordt, ook al weet je niet of je hem kunt vertrouwen. De chemie tussen Duplass en Plaza komt daarmee ook nooit echt overtuigend over, met enkele houterig-romantische momentjes als gevolg. Vaak weet je als kijker niet of wat je ziet een oprecht momentje moet voorstellen, omdat de film zelf ook een beetje blijft hangen tussen sarcasme en sentiment.
De bijrollen zijn op momenten wel goed voor een lach, maar de verhaallijn wordt er ook door versplinterd. En wanneer op het voorspelbare einde - als kijker hoef je geen enkel moment te twijfelen of de tijdreis daadwerkelijk plaats gaat vinden - de hereniging van het stel wordt toegejuicht voelt dat wat onoprecht, alsof dat al die tijd al de bezielde missie van het gezelschap was.
Nee, echt slecht is het niet maar de film mikt op een charmant en tegelijk eigenaardig eindresultaat zonder echt te kunnen scoren op de vlakken die ertoe doen. Een paar leuke losse momenten in een rommelig en dissonant geheel, waar een veel leukere film in verstopt zit. 2,5*
Fascinerend filmpje. En dan nog niet eens zozeer omdat de langzaam ontwikkelende obsessie van de hoofdpersoon nu eens vanuit een vrouwelijk perspectief benaderd wordt (al moet ik zeggen dat dat toch iets ongewoner overkomt dan als het om een man gegaan zou zijn) maar eerder omdat de geleidelijke afdaling eigenlijk zonder echte uitleg geschiedt.
Christine komt te werken bij de kassa van een pornobioscoop. Echt affiniteit met het product heeft ze niet; ze heeft vooral het geld nodig en werk is werk. Toch ontstaat er geleidelijk aan een nieuwsgierigheid naar de obscure films en de bezoekers. Eentje in het bijzonder, namelijk zakenman Louie, die haar tijdens haar pauze een drankje aanbiedt en door wie ze zich uiteindelijk laat verleiden om hem te vergezellen naar een honkbalwedstrijd. Maar eenmaal in het stadion, wordt Louie weggeroepen voor zaken, verexcuseert hij zich bij Christine en laat hij haar in verontwaardiging achter. Christine laat het er niet bij zitten en begint hem vanaf dat moment te achtervolgen, waarna haar nieuwsgierigheid naar hem, zijn ogenschijnlijk louche praktijken én het pornowereldje in het algemeen, steeds ongezondere vormen aan begint te nemen.
Geleidelijk aan ontduikt ze werk om Louie te achtervolgen, verwaarloost ze steeds meer haar eigen sociale leven en maakt ze er een gewoonte van om in het bijzijn van haar vriendje Mark monotoon pornoscenario’s te reciteren, zogezegd om hem te vertellen over haar dag. Onder begeleiding van een jazzy soundtrack volgen we haar op haar stalkingstochten door de mistroostige straten van New York. Wat haar in feite bezielt om dit te doen of wat ze er uiteindelijk mee probeert te bereiken, blijft een beetje in het midden, maar temidden van het smoezelige wereldje van pornoblaadjes en de alomtegenwoordige, onontkoombare male gaze, vervaagt langzaamaan de notie dat dit eigenlijk heel vreemd gedrag is wat ze vertoont. Sterker nog, als een groepje vrouwen werk- en dateverhalen uitwisselt, weerklinkt daarin een haast normaliserende toon jegens vergelijkbare obsessies.
Ergens deed het me een beetje denken aan Taxi Driver, waarin iemand tegen hetzelfde decor van een sleazy New York aanvankelijk begrip toegedicht krijgt, maar je gaandeweg steeds meer beseft hoe wankelmoedig onze hoofdpersoon zich in feite voortbeweegt. In tegenstelling tot die film komt het hier nooit tot een vergelijkbaar kookpunt, maar het onderwijl naturalistisch geschetste beeld van fantasie en waan is evenzogoed verontrustend te noemen. Door muziek en camerawerk sterk bijgezet als een abstract wereldje waar onuitgesproken emoties en behoeften aan het stuur zijn, ook al zijn de aaneengeregen gebeurtenissen wat onwerkelijk om er echt mee in te voelen. Maar ook met die ingebouwde afstand is dit een fascinerende koortsdroom om te volgen. 3,5*
Door het vergelijkbare derde deel uit Fear Street werd ik herinnerd aan deze, die ik in de eindfase van de horrorchallenge 2024 niet eens afgekeken of gewaardeerd blijk te hebben.
Deed Fear Street 1666 een Ginger Snapje; Ginger Snaps doet in feite een Back-To-The-Futuretje en springt terug naar het verleden: een tijd die ik minder interessant vind en die een beetje de naturelle benadering van acteurs en regie verruilt voor een historisch jasje met aangepaste aankleding en jargon. Ook de dames leken de eerste twee delen meer op hun plaats want hoewel hun karakters redelijk intact blijven, voelt het acteerwerk hier wat kunstmatiger aan. Ook wat veel gebazel over visioenen en voorbestemming maar ze hebben er toch wel iets interessants van gemaakt; je merkt alleen dat (misschien mede door een nieuwe regisseur) de wisseling in tijdsgeest dit derde deel op een weinig positieve manier tot buitenbeentje in de reeks maakt, als een beetje buiten ieders comfortzone. 2,5*
Alternatieve titel: Fear Street: Part Three - 1666, 10 maart, 00:12 uur
Fear Street doet een Ginger Snapje met een derde deel dat terug in de tijd gaat en de eeuwenoude mythe van Sarah Fier terug naar de oorsprong brengt. Naar een tijd waar ik minder affiniteit mee heb (en die er tevens voor zorgt dat we de verzamelde cast uiteenlopende pogingen tot een soort settlers-Iers horen doen), maar het moet gezegd: ik vond dit misschien nog wel het beste deel.
De scene in de kerk wat best macaber en ook op andere plekken lijkt de trilogie weer een tandje hoger te schakelen qua gore. Grootste voordeel aan dit deel is dat de uitbundig pompeuze soundtrack achterwege gelaten wordt (geen pophits in de 17e eeuw gelukkig), al komt daar in het laatste half uur, wanneer we weer terug in 1994 zijn om het verhaal af te ronden, op meedogenloze wijze een eind aan en blijven ook de geluidseffecten nadrukkelijk en overdreven aanwezig.
Wereldschokkend is het niet, maar het verhaal wist me toch op enkele momenten te verrassen (het bewust willen oproepen van de Duivel als laatste redmiddel tegen een de tirannie van op wraak beluste gemeenschap heksenjagers maar ook dat de uiteindelijke dader Solomon Goode blijkt) en de manier waarop het (eenmaal terug in 1994) uitgewerkt wordt heeft misschien een wat Home-Alone achtig gehalte, maar het is niet zonder charme.
Ik zou het best een goede trend vinden: young-adult fantasy dat de PG13-rating met overtuiging overschrijdt. Gedesensitiveerd als de huidige generatie moge zijn, is het niet meer dan logisch. En hier levert het een geinige trilogie op, die wat losjes en speels omspringt met de opzet en het (tiener)drama, maar extra vermaakt door smakelijke bloederigheid en een luchtige vorm van spanning. Dit zijn films die ik op mijn 12e nodig had, maar nu nog altijd prima kan smaken. 3*
Alternatieve titel: Fear Street: Part Two - 1978, 10 maart, 00:11 uur
Borduurt schaamteloos voort op de formule, waarbij setting en soundtrack verschoven worden naar de jaren ’70. Het verhaal haakt ook in op de mythe, is wat rechtlijniger dan het eerste deel maar voor de rest verschilt er weinig. Nog steeds wat ostentatief gebruik van muziek en hoewel de inspiratie wederom uit het filmisch verleden komt, het komt wat gebundelder , wat minder diffuus over (in feite voor een groot deel een Friday The 13th/Sleepaway Massacre replica). Wat verwijzingen naar overige horrorcultuur levert in ieder geval de beste grap uit de trilogie op (Carrie on).
Een wissel van cast levert een kleine verbetering in acteerwerk op maar verder doet dit deel wederom goed wat het eerste deel ook goed deed en weet de film de mythe rond de heks eigenlijk best leuk uit te bouwen. Zeker naar het einde toe merk je wel dat dit duidelijk een bruggetje moet vormen naar het derde deel en worden we een beetje zoet gehouden met de ‘plottwist’ dat niet Cindy maar Ziggy het overleeft en dus in feite C. Berman is.
Ik kon hier best wel weer van genieten. Riskant om een trilogie buiten mijn kijklijst aan te gaan, maar tot nu toe bevalt het eigenlijk prima (en doet het ook weer uitkijken naar de horrorchallenge). Wederom 3*
Alternatieve titel: Fear Street: Part One - 1994, 9 maart, 11:10 uur
Ik wist niet dat dit een film was die zo nadrukkelijk focust op tieners, maar heel veel tijd om dat te beseffen heb je niet nodig. De soundtrack blaast in de eerste tien minuten minstens vijf nummers die over elkaar heen struikelen om ons te vertellen dat we ons in de jaren ’90 bevinden. Op meerdere vlakken is dit een film die overtuigend voor een jonge doelgroep kiest, anderzijds is de blood & gore ook weer zo nadrukkelijk aanwezig dat het zeker geen kinderfilm is. Een R-rated Stranger Things-slasher, does that make sense?
Zoals gezegd windt de soundtrack er geen doekjes om: schreeuwerig aanwezige, plots inzettende nummers die meer een dwarsdoorsnede van een tijdperk moeten geven dan dat ze echt op de betreffende scene zijn afgestemd. Maar ook de geluidseffecten zijn overdreven aanwezig (jumpscares incluis) en de jongeren hoeven zich duidelijk niet in te houden met hun gevoel voor dramatiek en in de mond gelegde one-liners.
Janiak gooit de subtiliteit en geduldige opbouw die ik ken van Honeymoon (2014) overboord om met overtuiging door te schieten naar een tienerhorror, ramvol popcultuur. Het levert een wat lawaaierige en rommelige film op (editing lijkt dat ook te versterken) die verhaaltechnisch een beetje een lappendeken vormt van wat we kennen uit slashers, overgoten met een occult sausje maar eerlijk is eerlijk: als de film eenmaal op gang komt (en ik mijn verwachtingen navenant aangepast had), is het best wel genieten. Best wel smakelijke moorden en af en toe effectieve spanning zorgden er eigenlijk voor dat het jeugdgehalte juist de charme werd: een young adult film met gore is toch net een andere hoek dan de standaard: horror met tieners.
Effe wennen aan de toon dus, maar uiterst vermakelijk binnen de eigen parameters. Op naar de rest 3*
Whodunnit die meer lijkt te draaien om (seksuele) repressie dan om een spannend verhaal.
Lerares Frannie leidt een ogenschijnlijk vrijgevochten bestaan. Haar vriendschap met prostituee Pauline, haar wat ongewone buitenschoolse interactie met een van haar leerlingen en de toenaderingen van een gedumpte ex-minnaar schetsen het beeld van een vrouw die de dingen op haar eigen manier invult. Wanneer er in haar tuin het lichaamsdeel van een vermoorde prostituee wordt gevonden, wordt ze (nogal agressief mag ik wel zeggen) benaderd door rechercheur Malloy. Tussen de twee ontstaat een affaire, die haar zelfverzekerde façade geleidelijk af lijkt te pellen.
Het raamwerk voor de film is de moordzaak en de zoektocht naar de dader maar de film wordt vooral gevuld met scenes tussen Ruffalo en Ryan, die over het algemeen voor broeierig moeten doorgaan en toegegeven: bijtijds lukt dat maar net zo vaak sleept het wat voort en is er vooral veel oninteressante dialoog. Bijgestaan door fraai camerawerk en hier en daar aangevuld met een poëtische quote wordt er soms best een dromerig sfeertje geschetst, maar echt spannend wil de film niet worden, en écht sexy ook niet echt. Om Meg Ryan na al die romantische komedies uit de kleren te zien gaan, voelt een beetje vreemd en misplaatst, alsof het de moeder van je beste vriend betreft. Maar goed, ze speelt haar rol met overtuiging.
De uiteindelijke onthulling legt de nadruk op wat voor slappe constructie het thrillergedeelte eigenlijk is en dat is jammer want met iets meer body (verhaaltechnisch) had je dit een hogere score gegund. Of had het hele whodunnit gedeelte juist overboord gegooid en meer nadruk gelegd op een persoonlijk drama. Nu voelt het alsof de film hinkt op twee gedachten. 3*
Jaaa, wel een beetje wat ik ervan verwacht had. Film met een nogal statische spanningsboog omdat a) er niet al te veel ontwikkeling in zit, b) er niet al teveel dreiging van de bad guy uitgaat en c) er niet zo heel veel op het spel lijkt te staan.
Moordenaar Emmett Myers gijzelt twee vrienden op weg naar Mexico en houdt hen gedurende de film onder schot in een poging aan de politie te ontsnappen. Versneden met beelden van de politie die hen via een kleine optelsom aan aanwijzingen en ooggetuigenissen uiteindelijk op het spoor komt en Emmett inrekent. Een paar scenes die volgens mij voor twists en turns moeten doorgaan, zoals het verwisselen van de kleding, het onklaar maken van de radio en het achterlaten van de huwelijksring maar ook al waren dat ingevingen waar het publiek destijds van onder de indruk was, nu kijk je er toch niet echt meer van op.
Meerdere keren denk je dat het overmeesteren van Emmett met zijn blaffertje toch niet zo moeilijk moet zijn voor de twee gegijzelden, waardoor de gewichtigheid in dreigende dialoog zich eigenlijk nooit in werkelijke spanning laat vertalen. De zogenaamde nation-wide manhunt neemt op een gegeven moment ook vrij belachelijke proporties aan, zeker gezien de wankele constructie van aanwijzingen waar het gezag het mee moet doen. Ook wanneer Emmett dan eindelijk overmeesterd wordt, levert dat een nogal potsierlijke scene op. Ik kon moeilijk door de knulligheid van het geheel heenkijken. 2*
Mijn eerste registratie voor de MM Vrouwelijke Regisseurs Challenge 2025. En wat een perfecte aftrap voor deze challenge, aangezien hier in vele elementen toch de hand van een vrouwelijke regisseur in te herkennen valt. Charlotte Wells schijnt de film gemodelleerd te hebben naar een eigen jeugdherinnering van een vakantie en in haar werkwijze beroept ze zich misschien eerder op vernuftig gedoseerde vaagheid dan subtiliteit, maar het eindresultaat mag er zeker wezen.
In Aftersun schetst ze een beeld van jonge vader Calum en zijn 11-jarige dochter Sophie, die samen een vakantie doorbrengen in een resort in Turkije. Een bestemming die soms wat te wensen over lijkt te laten maar ze maken er allebei welwillend het beste van, met uiteenlopende activiteiten en triviale gesprekken die getuigen van wederzijdse aandacht. Hun dynamiek vormt wel een klein ideaalplaatje: ze plagen elkaar, stellen uitdagende vragen, verschillen soms van mening en bewegen zelfs wat van elkaar af (zoals iedereen op vakantie soms even zijn metgezel beu kan zijn), maar onder iedere interactie is een duidelijk fundament van liefde voelbaar. Mescal en Corio spelen geweldig naturel en hun chemie is onmiskenbaar.
In de anekdotische eerste helft worden door het duo gemaakte videobeelden versneden met dromerige, haast afwezige shots van ruisende bladeren, sereen kabbelend water en kleine, inventieve fragmenten van het zonnige oord die de perfecte constructie van een herinnering imiteert. Hoe sterker de herinnering, hoe vollediger de scene zo lijkt het maar ook de assemblage van korte momentjes en gesprekjes leveren een optelsom van een gekoesterde tijd.
Pas in de tweede helft komt het gewicht van de herinneringen meer in beeld en krijgen we steeds meer terloopse hints gevoerd over de innerlijke belevingswereld van vader Calum en de waarschijnlijke verwijdering tussen het tweetal op latere leeftijd. Ook hier laat Wells ons gissen naar de exacte toedracht van die verwijdering, maar ze is zoals gezegd nogal nadrukkelijk in het bestempelen van de eindigheid van deze last dance. Bleef het aanvankelijk wat onduidelijk uit welke hoek de dreiging verwacht kon worden, uiteindelijk schuilt er inleefbare tragiek in het moois zelf.
Zowel een eerbetoon aan de kracht van herinneringen als een gevoelige behandeling van de feilbaarheid een mens volledig te kunnen doorgronden, zelfs (of vooral) als het je vader betreft. Ik bewonder de manier waarop Wells ons meeneemt in wat voelt als een hoogst persoonlijk verhaal maar dat ze er toch een snaar mee weet te raken die universele taal spreekt, omdat we allemaal ergens vandaan komen en allemaal nostalgisch terug kunnen denken aan de (gedeelde) momenten die ons gevormd hebben, hoe ongrijpbaar zo’n herbeleving na jaren ook moge worden. En hoe schrijnend het voelt wanneer we er door omstandigheden vuriger naar terugverlangen. Die prachtige tagline ook: Memory burns.
Alternatieve titel: Long Live the Queen, 7 maart, 01:01 uur
Ja, redelijk charmant, kindvriendelijk filmpje dit hoor.
Gouden Kalf voor beste film vind ik dan wel weer een beetje veel eer, maar kan me goed voorstellen dat dit destijds als een eigenzinnige productie werd beschouwd.
Een ode aan de fantasie, die niet door stomme rekensommen dichtgetimmerd dient te worden en doorzettingsvermogen, ook al word je omgeven door tegengeluiden van rigide leraren en afgunstige pestkoppen. Het basisconcept (Sara leert schaken door in haar fantasie het spel tot leven te laten komen) heeft de introductie van de spelregels een beetje als afremmend element in de flow van de film en ook komt het fantasie-gedeelte nooit echt tot een bevredigende climax - de switch naar de secundaire verhaallijn over Sara’s vader is daar met name debet aan.
Kostuums en set design hebben iets knulligs maar gaan goed op in het geheel en vinden ook aansluiting in de frivole vertolkingen van een groot deel van de schaakstukken. Ik had gehoopt op iets meer betovering, maar voor een productie uit eigen land doet deze toch wel iets unieks. 3*
Ontroerend en puur drama over jonge zwarte tiener Rocks, die van de een op de andere dag alleen voor de zorg van haar broertje en zichzelf komt te staan. Haar moeder laat een kort en warrig briefje achter en Rocks moet vanaf dat moment niet alleen zorgen dat ze genoeg geld heeft om van te kunnen eten, ze doet ook haar best om de ellende weg te houden bij haar kleine broertje Emmanuel, wat moeilijker wordt naarmate meer mensen lucht krijgen van de situatie en moeders nog altijd nergens te bekennen is.
Gelukkig zijn er ook films die dit verhaal realistisch en niet onnodig gedramatiseerd of sentimenteel presenteren. Je verwacht bij dit type verhaal dat de misere steeds een overtreffende trap vindt, maar de struggles van Rocks vloeien grotendeels uit het basisgegeven voort en zetten haar voor keuzes die voelbaar moeilijk genoeg zijn. Als Rocks de kans krijgt om geld van haar nieuwe vriendin Rose te stelen, geeft ze toe aan de verleiding, maar we hebben tegen die tijd genoeg gezien om te weten dat het tegen haar eigen morele code ingaat en dat het puur de noodzaak van de situatie is waar ze zich door gedwongen voelt.
Ook verademend om te zien dat Rocks in feite omgeven wordt door een aantal barmhartige vriendinnen die voor haar klaarstaan, al is het moeilijk om als tiener enigszins praktisch van nut te zijn, om nog maar te zwijgen over de schaamte die getrotseerd moet worden om naar hulp te vragen. De chemie van de multiculturele vriendinnengroep is voor mij een van de grootste charmes van de film, met glansrollen voor met name Bakray en Ali. Heerlijk ongedwongen acteerwerk. 3,5*
Kreeg een beetje het gevoel dat het verhaal in deze film wat secundair was; de onthullingen over Ree Dolly’s vader komen wat warrig over en herbergen ook weinig echte verrassingen. De film leunt wat mij betreft primair op twee dingen: de ijzersterke vertolkingen van Lawrence en persoonlijke favoriet van mij Hawkes maar ook de rest van de cast - en de portrettering van de geïsoleerde gemeenschappen in de wilde natuurgebieden van Missouri.
Granik laat veel clichés en karikaturen achterwege en geeft een realistisch en relatief eervol inkijkje in de verhoudingen, leefomstandigheden en sociale wetten van ruraal Amerika. De hoofdverhaallijn dient volgens mij vooral als kapstok voor die weergave, want echt spannend is het niet en hoewel er wel een label van urgentie aanhangt, er komt zelden echt tastbaar in beeld wat er voor Ree’s gezin op het spel staat. Prima, want de verwikkelingen zijn met name door de personages aangenaam om te volgen, en hoewel er ook visueel meer met de verwilderde landschappen gedaan had kunnen worden, je voelt wel de geïsoleerde afzijdigheid van de rest van het land. Het geeft te denken wat nog voor een gevoel van nationale eenheid kan zorgen als er delen van het land zo los lijken te staan van (oververtegenwoordigde) stedelijke gebieden zoals New York en California.
Het einde geeft de film nog net een wat scherper randje, maar naast het onopgesmukte realisme had er voor mij wel wat meer bite in de film mogen zitten. Boeiend om naar te kijken niettemin, maar misschien toch ook net wat te braaf om er echt uit te schieten. 3,5*
Gezien in het kader van de MM Vrouwelijke Regisseurs Challenge 2025.
Gefabriceerd, onoprecht en erger: het is een vrouw die een film maakt in een taal voor mannen. Wat volgens de norm een (actie)film moet zijn. Angela Bassett mag dan wel de bad-ass zijn, dat is toch een soort van feministisch? Verder is dit zo’n typisch blockbuster-achtig gedrocht, dat begin jaren ’90 wel vaker voorbijkwam, alleen is dit dan een niet heel goede. Mede-geschreven, ge-edit en -gefinancierd door Cameron, haar man destijds. Ik vraag me af hoezeer zijn stempel op deze film gedrukt is. Maar het heeft er wel veel van weg.
Zelfgenoegzaam, met veel scenes die te lang nodig hebben voor wat de kijker al weet. En het is allemaal zó bedacht: geen woord dialoog komt er natuurlijk uit, bij nagenoeg niemand (gezien de cast opmerkelijk); de actie bestaat uit houterig uitgespeelde, lelijk gefilmde choreografieën; de (spaarzame) humor die er is, voelt altijd misplaatst en de wired-scenes leveren een paar potsierlijke, haast onkijkbare acteerprestaties op. Ik geloof vast dat het script heel flitsend, slim bedacht en bolstaand van sfeer overkomt, maar bij de vertaalslag wil maar geen enkel moment de vonk overvliegen.
Lewis, Fiennes, Bassett, D’Onofrio zelfs, het zijn acteurs waar je niet dit soort overdreven én toon-dove vertolkingen van verwacht. Sizemore vind ik altijd vervelend, maar van de rest verwacht je beter.
Soms zit er een scene tussen die werkt, maar eigenlijk altijd zit er gelijk weer een moment achter dat het verpest. Vaak tot in het belachelijke, met name de finale, met de arrestatie van Bassett en de rel die eruit ontstaat; daar zit gewoon nul timing in die scene, die duurt maar en duurt maar. Tot aan de absoluut erbarmelijke eindscene toe, weet de film daar aardig wat cringy momentjes op te stapelen.
Vanuit een feministisch oogpunt zou je kunnen zeggen: hey een vrouw in de regisseursstoel en een vrouw in een prominente rol die klop uitdeelt? Vooruitstrevend toch. Nou, als de vrouwen exact imiteren (maar dan een beetje slechter) wat de gemiddelde man in hun plaats zou doen, is het voor mij stukken minder interessant. Ik heb nog weinig van Bigelow gezien, maar ben er niet benieuwder op geworden.
Nee ik vond dit maar niks, veel net-niet en veel gewoon-niet-goed. Veel te lang ook, onnodig lang. En gewoon een beetje vervelend de hele tijd om naar te kijken. Nee. 1,5*
Assisteren in de euthanasie van je eigen moeder, ga er maar aan staan. In de openingsscène overhandigt Theresa, werkzaam in een medicinale coffeeshop, haar bedlegerige moeder een joint vermengd met een krachtige drug die haar zachtjes in slaap zal sussen. Gedurende het rouwproces dat volgt, bestookt haar onvolgroeide partner Nicky haar met vragen die getuigen van onbegrip en een totaal gebrek aan empathie, terwijl collega Keith, zelf professioneel opkropper van emoties, haar met goede bedoelingen weer het leven van alledag probeert in te lokken.
Wanneer Theresa begint te experimenteren met de pijnstiller met hallucinerende eigenschappen, zet dat de ramen van haar emotionele belevingswereld geleidelijk open, probeert ze haar rouwverwerking vorm te geven en tegelijk vrij te breken van de verstikkende gevangenis van onbegrip waar ze zich mee omringd voelt. Het is een emotionele, introspectieve reis die op een kleurrijk gevisualiseerde manier veelal woordloos gepresenteerd wordt. Als kijker word je middels fragmentarische (natuur)beelden, veelal dromerig, lullaby-achtig gepingel op de geluidsband en een felkleurig spel met scherpte-diepte meegenomen in de stapjes die Theresa zet om afscheid van haar moeder te kunnen nemen en trouw te blijven aan haar eigen behoeften.
Een beetje een film met twee gezichten, omdat de zusters Mulleavy best wel wat dialoog en expositie nodig hebben om het drama in de eerste helft te introduceren, maar gedurende de film steeds meer kiezen voor een woordeloze vertaling van de innerlijke belevingswereld van Theresa. Het werd daarmee steeds meer een film naar mijn smaak, met gaandeweg nog enkele gebeurtenissen die het geheel telkens een welkome versnelling hoger opschroeven. Niettemin zullen kijkers geduld moeten tonen en zich gegrepen moeten voelen door het opgezette drama om de ontwikkeling van Theresa te kunnen waarderen, ik was zeker along for the ride.
Het verlies van een ouder is al erg genoeg, Theresa krijgt een aantal randvoorwaarden te verduren die haar verwerking aanzienlijk bemoeilijken en de film laat overtuigend zien wat voor een eenzaam, benauwend gevoel dat kan opleveren, zonder ooit drammerig te zijn in het vertonen van dat drama. Dunsts interpretatie van dat karakter is misschien wat eentonig qua range, het past daarmee wel naadloos op de introspectieve thema’s van zelfbevrijding en de behoefte aan emotionele weerklank. Het duurt misschien even voor de film gewicht begint te krijgen, maar na het zien van de tweede helft weet je als kijker dat de zusters Mulleavy er geduldig en vastberaden naartoe gewerkt hebben. Voor nu een 4*, maar ik sluit een verhoging in de toekomst niet uit.
Film die vrij sterk begint maar zijn troeven toch wat minder goed uitspeelt.
Eigenlijk had ik al op mijn hoede moeten zijn bij de rekrutering van Leighs karakter Kristen. Doorgewinterd narcotica-undercover agent Jim (Jason Patric) en afdelingshoofd Dodd (Sam Elliott) kiezen haar uit een select gezelschap kandidaten omdat ze haar een sprintwedstrijd zien winnen. Er wordt over gegrapt, maar voor de infiltratie in een netwerk van dealers en criminelen zou een grondigere (psychologische) screening wel gepast zijn. Net als veel scenes die volgen, lijkt de prioriteit van de makers vaker te zijn wat een geinige of memorabele scene zou opleveren, dan dat er gebouwd wordt aan een realistisch, betekenisvol geheel. Clarice Starling werd ook van een trainingskamp geplukt, maar het zweet op haar voorhoofd betékende tenminste iets.
Het geeft een beetje de indruk dat de échte film zich buiten de film afspeelt. Wat wij te zien krijgen zijn vele oppervlakkige interacties met dealers, de geleidelijke afdaling in verslaving van beiden, de verplichte incheckmomenten met Dodd en ook al delen Patric en Leigh goede chemie, ook de liefdesverhouding die ontstaat weet nooit iets diepgravends teweeg te brengen. Als zij na verloop van tijd eerder junkies zijn die doen alsof ze undercover zijn dan andersom, probeert de film hen (en daarmee de zaak, voor zover daar nog enig schot in zat) alsnog op het rechte pad te krijgen maar de echte struggles, gewetenskwesties en paranoia krijgen we nooit te voelen, slechts hun geschreven, papieren, oppervlakkige benadering. Realistisch of niet, de behandeling gaat met een boog om diepgang heen. Narc (2002), waarin Jason Patric een vergelijkbare rol speelt, deed dat bijvoorbeeld al veel beter.
Ik twijfelde tussen 2,5* en 2*, want eigenlijk is het ook weer niet heel slecht en zowel Patric als Leigh leveren goede prestaties. Maar toen moest ik weer denken aan die soundtrack en score van Eric Clapton. Iemand leek het een goed idee om de film te doorspekken met bluesgitaar-riedeltjes, zowel op spannende als zielige momenten of gedurende neutrale autoritjes en bar-scenes. Telkens weer zo’n zwoel tokkeltje dat zijn intrede doet; net als bij een druppelende kraan is de tussenliggende stilte van anticipatie op een gegeven moment de grootste terreur. En toen Tears in Heaven ook nog eens ingezet werd (toen er iemand dood was en een ander contemplatief over het strand aan het rennen was), toen was ik er klaar mee. 2*
Het is alweer een tijdje geleden dat ik Hadzihalilovich’ eerste film Innocence (2004) zag, maar bij het zien van haar derde (en eerste Engelstalige) film Earwig, komen de herinneringen aan die beleving, voorzien van dezelfde mysterieuze, grotendeels ambigue signatuur, weer vlotjes bovendrijven.
We volgen de ogenschijnlijk gespannen vijftiger Albert, met sluik haar en grote, zorgelijke ogen, die de zorg heeft over de 12-jarige, opmerkelijk dociele Mia, die dagelijks door Albert van een nieuw gebit (gemaakt van ijs) wordt voorzien. Zij verkeren nagenoeg constant binnenshuis, waar de spaarzame verlichting en het palet van sepia-tinten een beetje doet denken aan een bedompte versie van Delicatessen. Mia krijgt ook dagelijks een ingewikkelde, beugelachtige constructie aangemeten om het smeltwater van haar tanden op te vangen (die grappig genoeg door Marc Caro ontworpen schijnt te zijn). Met regelmaat rinkelt de telefoon en informeert een zakelijke, mysterieuze stem naar de toestand van Mia, tot het moment komt dat Albert van de stem de opdracht krijgt Mia te komen brengen.
Nuchter bezien hebben beiden films een compleet ander vertrekpunt en lijkt Earwig niet eens heel veel concreets te delen met Hadzihalilovich’ debuut, maar het is ook niet in het concreet aanwijsbare waar haar handelskenmerken zich manifesteren. Net als in Innocence worden we narratief lang in het ongewisse gelaten, zijn er gaandeweg wel geleidelijk meer puzzelstukjes aan te wijzen, maar lijken deze zelden sluitend op elkaar in te passen. Wat je er wel voor in de plaats krijgt is een wonderlijk geschoten, uiterst sfeervolle vertelling die met strak geregisseerde, distinctieve keuzes voor je ogen het mysterie weten op te bouwen én te behouden. Een test voor het geduld, dat moge duidelijk zijn, ook al is er een opmerkelijk, plotseling geval van geweld dat voorkomt dat je in slaap sust, maar niettemin alleen maar meer vragen oproept.
Het is van het soort oeverloze ambiguïteit waar je tegen moet kunnen; de gebeurtenissen leggen zelden ergens aan waar je er een groter geheel van kunt maken, maar aan het einde lijkt er gevoelsmatig toch een cirkeltje rond. Het liet mij met een semi-bevredigend gevoel achter, maar dat Earwig met vaste hand geschoten is en je onderwijl middels kleur, geluid en belichting van bakken met sfeer voorzien wordt, staat buiten kijf. Ik zou er als kijker gewoon iets meer bij betrokken willen worden. 3*
Heerlijk sfeervol en wat mij betreft misschien wel de meest succesvolle synthese tussen horror en maatschappelijk engagement die uit de koker van Peele is gerold tot nu toe. Vermoeiend dat in de comments hier al snel een zeurderig geroezemoes ontstaat over het plichtmatige/opdringerige/met-de-haren-bijgesleepte woke-sausje, alsof zowel horror als zwarte kunst voor het eerst zou gedijen op elementen van counterculture, waar de uitgebouwde mythe van Candyman zich gewoon perfect voor leent. Wat mij betreft mag iedereen die zich hier stoort aan de geportretteerde wit-zwart juxtapositie of klassenverschillen zich eens achter de oren krabben, want veel meer dan een eerlijk (en welkom) product des tijds, lijkt me dit niet te zijn.
Het vergeet ook zeker niet een horrorfilm te zijn, want ook al vinden veel moorden en geweld zich technisch gezien buiten beeld plaats, DaCosta vindt in iedere scene wel een effectieve manier om spanning teweeg te brengen. De wat knullige manier waarop Candyman ten tonele gebracht moet worden (zeg zijn naam vijf keer in de spiegel) wordt eigenlijk perfect toegepast, al is het begrijpelijk dat mensen vallen over de randomness van slachtoffers omdat ze zogezegd geen deel van het verhaal uitmaken. Maar is dat niet de enige manier waarop volksboeman Candyman zijn terreur kan uitzaaien? Nee natuurlijk vallen die schoolmeisjes buiten de directe verhaallijn, maar ze zijn wel de perfecte naïevelingen die na het vernemen van de mythe elkaar uitdagen de spiegeloproep aan te gaan.
DaCosta kleedt de film ook visueel aan met enkele originele of stijlvolle vondsten, zoals de uitzoom voor kunsthandelares Finley om het leven wordt gebracht, de bijen die aan weerszijden van de spiegels lijken te zoemen, de cardboard animaties om de mythe tot leven te brengen en zelfs het obligate gebruik van spiegels (het meest clichématige motief in horror) wordt af en toe best sfeervol uitgewerkt.
Ik herinner me te weinig van het origineel maar voor mijn gevoel weet DaCosta’s vervolg niet alleen een waardige toevoeging te zijn, de uitbouw van de urban legend laat de deur open voor meerdere sequels, waarvan ik hoop dat ze er komen. 3,5*
En ik wil me graag laten verlichten hoor, dus als iemand me kan vertellen waar hier de magie in schuilt: graag. Anders zal ik moeten berusten in het gegeven dat ik ruim 2,5 uur heb gekeken naar een wat treurige vaderfiguur die op de meest respectloze, ongelooflijk invasieve en pijnlijk ongrappige manier mogelijk de levenskeuzes en ambities van zijn dochter wilt ondermijnen om haar schijnbaar onderdrukte gevoel van frivoliteit en levensvreugde nieuw leven in te willen blazen. Met de dood van zijn hond als aanleiding reist hij zijn dochter Ines achterna, waar hij haar vervolgens stalkt op bedrijfsvergaderingen, zakendiners en zelfs in haar eigen woning om als Jiskefetachtig alter ego Toni Erdmann te infiltreren in de corporate bubbel waar ze zich door blinde ambitie mee heeft laten omringen.
Onbegrijpelijk dat zij hem constant over haar grenzen laat blijven gaan en onbegrijpelijk dat hij zichzelf het recht toe-eigent om zijn zorgen en afkeuring op deze manier over te brengen. Een constructievere manier om een dialoog met je dochter aan te gaan is toch niet ondenkbaar, wat dat betreft is het instapmoment van de film wat gemakzuchtig: in een eerder stadium van haar carrière was ze met rede waarschijnlijk wel makkelijker bij te sturen.
Daar staat tegenover dat zijn werkwijze op den duur natuurlijk wel vruchten af begint te werpen en als kijker omarm je de geweldige Whitney Houston scene en de ongemakkelijkheid van de naked party maar al te graag. Maar het is een onverdiende catharsis, want geen enkel moment kon ik me vinden in de aanpak van vader Winfried, hoe oprecht zijn zorgen ook geweest moge zijn. Sandra Hüller weet de schade nog een beetje te beperken met enkele leuke momenten, maar verder voelde dit voor mij als een open deur die 162 gênante minuten lang opengetrapt werd. 2*
Uiterst origineel, aandoenlijk en nagenoeg compleet onvoorspelbaar.
Net als in haar debuut, vindt Miranda July absurditeit in de kleine anekdotiek van het leven: geen helden met grote missies, maar een scheefgegroeide familiedynamiek waar ouders en dochter met kleine criminele praktijken en trucs genoeg geld bijeen proberen te sprokkelen om de huur te betalen van het wanordelijke en leegstaand kantoorpand dat ze onderhuren van Bubbles Inc. Dat het sop van de zeepfabrikant op vaste tijden door de muren komt stromen nemen ze op de koop toe. Dochter Old Dolio (een fantastische, nagenoeg onherkenbare rol van Evan Rachel Wood) komt er tijdens een van hun scams geleidelijk achter dat haar jeugd en verstandhouding met haar ouders misschien niet de gezondste is geweest, wat al helemaal op scherp wordt gezet als er een vierde persoon bij hun oplichtpraktijken betrokken wordt.
Het is waarschijnlijk de meest hilarische film waarbij ik niet hardop heb hoeven lachen, maar wel constant met een brede grijns op mijn gezicht gekeken heb. Hoewel de toon erg lijkt op July’s debuut Me And You And Everyone I Know (uit 2005 alweer!), vond ik de manier waarop daar de kleine absurditeitjes aaneengeregen werden na verloop van tijd wat vermoeiend. Met Kajillionaire weet ze haar quirky charme veel meer hart mee te geven, heb je op een gegeven moment steeds meer sympathie voor de berooide, van warmte en liefde gespeende jeugd van Old Dolio. Knap hoe July die oprechtheid weet te vinden, zonder dat ze daarvoor teveel hoeft te schakelen tussen humor en drama, maar zelfs temidden van de slapstick weet te ontwapenen.
Ik heb hier heel erg van genoten. Vernuftig geschreven door July, die op een zeldzame manier haar eigen stempel drukt op wat ze maakt. Niet wereldschokkend, maar op een kleinschalige manier wel voelbaar uniek. Leunt misschien dichter tegen de 3,5* maar voor de eigenheid heb ik graag 4* over.
Vreemde prequel waarvan de noodzaak me niet helemaal duidelijk is en het effect waarschijnlijk ook niet zal beklijven. Heel veel meer dan een opgepoetste en versimpelde hervertelling van Rosemary’s Baby is dit toch nauwelijks te noemen, enkele kwalitatief prima te verteren acteerprestaties daargelaten.
Julia Garner speelt Teresa Gionoffrio (doet die naam een belletje rinkelen?), een geblesseerde danseres die haar droom van making it big langzaam voelt vervliegen. Met een vertwijfelde melange van wanhoop en vastberadenheid (en bovendien een driedubbele dosis van wat ik vermoed dat angstremmers zijn) achtervolgt ze na een teleurstellende auditie toneelregisseur Alan Marchand die resideert in het Bramford, waar ze uiteindelijk wankel aangetroffen wordt door Minnie en Roman Castevet (die doen toch zéker het belletje wel rinkelen).
Het is nog enigszins te vergeven dat de film vanaf dan een uiterst voorspelbaar pad bewandelt, niet alleen omdat het een prequel betreft maar ook omdat er wel logica schuilt in het idee dat de werkwijze van de Castevets en co middels vergelijkbare stappen van manipulatie en aanranding zal geschieden. Het ontbreekt de film echter aan de eigenheid of finesse om die herhalingsoefening van nieuw elan te voorzien. In plaats daarvan worden bepaalde sleutelmomenten, attributen en zelfs personages simpelweg als replica opgevoerd, waardoor ze weinig meer functie of diepgang meekrijgen dan de simpele verwijzing naar wat we al kenden.
De ketting met tannisroot komt uiteraard voorbij, de voodoo-elementen die de weg naar succes aanvankelijk vrijmaken, de sullig lege verschijningen van Sapirsteins en Ms Gardenia’s personages, de droomachtige sequentie waarin Terry verkracht wordt, het nieuwe kapsel; het wordt allemaal vrij willekeurig afgevinkt, terwijl de paranoia en het gestaag toenemende isolement van Rosemary, wat die klassieker zo huiveringwekkend spannend wist te maken, hier zo naarstig gemist wordt. Het (obligate) einde wordt dan nog wel smakelijk aangekleed, als Terry haar danstalent inzet om de regie in eigen handen te nemen, maar toch is ook die setting wat plots aanwezig en bovendien wederom een haastig verhaspelde imitatie van het feestje uit de eindscene uit 1968.
Ergens begrijpelijk dat Rosemary’s voorganger wat slordiger ingepalmd lijkt te worden, we weten immers dat het om een mislukte poging ging, waar onze duivelaanbidders vast van geleerd hebben. Maar de regie van James heeft nergens het gewicht om hier ook maar een overtuigend, spannend eindproduct van te maken dat op eigen benen kan staan. Misschien voor een nieuwe generatie met een allergie voor 'oude' films een leuke light-versie, liefhebbers van het origineel zullen hier vooral een verwaterde versie van een geliefde klassieker in vinden. 2*