‘DAT TELEVISIEMAKERS volhouden dat beelden met geweld of seks geen invloed hebben op de kijkers blijft me verbazen. Bedrijven besteden miljarden aan reclame-uitingen op televisie. Dan zal dat toch wel enig effect hebben!’
Het PVDA-Kamerlid Jeroen Dijsselbloem kreeg een paar jaar geleden de naam een moraalridder te zijn toen hij de seksualisering van de samenleving aankaartte. Dat was toch meer een thema voor het CDA of de ChristenUnie. ‘Binnen de PVDA was er inderdaad eerst een schrikreactie. Een Rooie Vrouw heeft me een keer toegebeten: betekent dit dat wij vrouwen niet meer mogen klaarkomen? Aanvankelijk snapte ik die reactie niet, tot ik me realiseerde dat zij van de generatie is die de seksuele vrijheid heeft bevochten, terwijl die vrijheid voor mij een vanzelfsprekendheid is. Die vrouw uitte de vrees dat er weer van bovenaf een moraal wordt opgelegd over wat goed en slecht is. Maar dat wil ik ook niet.
Ik vind dat ik sinds ik erover begon binnen de PVDA wel wat heb bereikt. Dat begon toen we ons realiseerden dat minister-president Jan Peter Balkenende met zijn normen en waarden een wezenlijk thema te pakken had. Mensen vragen zich af waar de grenzen van de individuele vrijheid liggen en of er nog wel sprake is van vrijheid.’
Dijsselbloem vindt dat je als politicus, juist als je van sociaal-democratische huize bent, een rol moet spelen in die zoektocht: ‘De elite redt zich wel. Ik ben er ook van overtuigd dat de meeste jongeren heel goed hun grenzen weten te stellen als het om seks gaat en niet buigen onder druk van buitenaf. Maar er is een kleine groep, zo’n vijf tot vijftien procent van de jongeren, die kwetsbaar is, labiel, onzeker over hun zelfbeeld. Die jongeren zijn beïnvloedbaar, door beelden of andere externe factoren. En die invloed wordt sterker, heftiger, vaker.’
Waar het Kamerlid zich vooral tegen keert, is de invloed van de commercie op de manier waarop tegen seks wordt aangekeken: ‘Dat de taboes rondom seks zijn verdwenen, is toe te juichen. Maar de seksuele revolutie was er juist op gericht dat iedereen zijn eigen keuzes kon maken: met wie, hoe en wanneer. Dat hadden we in hoge mate bereikt. Maar onder invloed van de commercie is dat afgekalfd: porno is megabusiness geworden, in de reclame en op televisie wordt een gewenst vrouwbeeld voorgeschoteld, en tussen die twee uitersten zit nog van alles.’

DIJSSELBLOEM CONSTATEERT dat zich een raar fenomeen voordoet: ‘Iedereen wil zichzelf zijn, dat vinden we heel belangrijk. Maar tegelijkertijd zie je een grote eenvormigheid. Dat is volgens mij mede het gevolg van de commercie, die is zo dwingend dat het de keuzes beperkt. In de reclame wordt massaal gebruik gemaakt van seks: er is altijd wel een stoeipoes bij een auto, of kijk naar een commercial voor ijsjes.
Het contra-argument is dan dat dit van alle tijden is. Eén reclame met een stoeipoes is ook niet erg. Maar de hoeveelheid beelden is echt vele malen groter dan vijftig jaar geleden. Vroeger had een man misschien ergens een stapel pornoblaadjes liggen. Maar je moet eens op internet naar pornosites gaan. Ik doe dat wel eens, noem het praktijkonderzoek. Dan denk ik wel: waar ben ik godsnaam mee bezig. Maar als gevolg van de hoeveelheid porno die via internet beschikbaar is, heb je inmiddels pornoverslaafden. Huwelijken gaan kapot, omdat mannen ’s avonds uit bed kruipen om achter de computer te gaan zitten. In de verslaafdenzorg worden daar nu ook hulpprogramma’s voor gemaakt.’
Hoewel de groep beïnvloedbare jeugd ook volgens Dijsselbloem relatief klein is, denkt hij dat het probleem groter wordt. Omdat de groep groter wordt? ‘Dat is lastig te zeggen. Ik wil ook wegblijven van opmerkingen zoals van minister André Rouvoet voor Jeugd en Gezin dat de seksuele moraal onder jongeren achteruit gaat. Misschien is dat vanuit Rouvoets christelijke moraal overigens wel zo. Waar het mij om gaat zijn de schadelijke effecten als jongeren worden gepushed tot gedrag waar ze niet aan toe zijn. Ik heb de indruk dat de uitwassen sterker worden.’
Hij haalt een onderzoek aan van de Rutgers Nisso Groep waaruit blijkt dat vergeleken met tien jaar daarvoor scholieren op jongere leeftijd en vaker geslachtsgemeenschap hebben en aan orale of anale seks doen. ‘Is dat erg? Niet per se. De vraag is of die jongeren dat uit vrije wil doen. Daar zit mijn grote zorg. Ik denk dat de meeste ouders het belangrijk vinden dat hun kinderen hun eigen moment zoeken voor hun eerste keer, dat die kinderen zelf bepalen met wie en hoe, en ik denk ook dat de meeste ouders willen dat hun kinderen die eerste keer uitstellen. In ieder geval dat hun kinderen zich niet gedwongen voelen.’
Volgens Dijsselbloem kan de overheid betrekkelijk weinig doen om ouders daarin te steunen: ‘Er wordt dan vrij vaak en snel gezegd, onder meer door het CDA: verbiedt dit programma, verplicht dat. Maar dat slaat de discussie dood. Ik hoop door er op een open manier over te praten tot een oplossing te komen. Vergelijk het met de jaren zestig: toen is de benauwde seksuele moraal opengebroken via debat. Ook nu zouden we via debat met elkaar een einde moeten maken aan de dubbele moraal.
Want die dubbele moraal is in feite weer volop terug. Vroeger werden ook meisjes verkracht. Maar toen vond men dat vies, fout of slecht. Tegenwoordig is een deel van de boodschap in reclame, tv-programma’s, videoclips of games dat het helemaal niet zo verkeerd is om je als gebruiksvoorwerp aan te bieden. Dus zie je aan de ene kant dat de opvoeders, school, de Rutgers Nisso Groep er alles aan doen om jongeren weerbaar te maken, maar wordt er elders getoeterd: weg met de grenzen, je moet er zus en zo uitzien, sexy, bereidwillig. Dat is zo’n indringende, sonore boodschap, daar kun je als opvoeder bijna niet tegenop. Mijn ideaal is daarom: weg met de dubbele moraal.
Ouders hebben het tegenwoordig echt steeds lastiger. Ze moeten de hele dag corrigeren: nee, je mag geen nieuwe mobiel, nee, je hebt al een ijsje gehad. In de opvoeding is het heel elementair dat kinderen leren rekening te houden met elkaar. Je moet kinderen leren dat niet elke behoefte direct bevredigd hoeft te worden. Ook niet de seksuele behoefte. Maar in de commerciële wereld is het: I want it all and I want it now. Wilt u seks, bel 0900 enzovoort.
Mediamakers vinden dan dat ouders maar beter op moeten letten. Maar ouders hebben daar niet voortdurend zicht op. Ik vind dat we ook moeten kijken naar degenen die al die prikkels genereren.’

‘EEN ANDER ARGUMENT dat bijvoorbeeld de makers van videoclips vaak gebruiken, is dat zij slechts de jeugdcultuur weergeven. Maar dat is niet zo. De protestmuziek uit de achterbuurten in de Verenigde Staten is door de commercie voorzien van beelden die niets met die buurten te maken hebben. Die gangsterrappers met twintig in bikini kronkelende meiden zie je niet in de Bronx. De commercie heeft die jeugdcultuur geperverteerd.
Ik geef de strijd tegen de commercie niet op. Het kan niet zo zijn dat de ouders en de overheid de shit kunnen opruimen die de reclame, de porno-industrie, de games en de media veroorzaken. De sector heeft zelf regels opgesteld, de kijkwijzer, een leeftijdsclassificatie, maar slechts 21 procent van de tv-uitingen is voorzien van het bijpassende icoontje. Dat wordt dus slecht toegepast. Dat komt doordat er geen controle is en er geen sancties zijn. Als de aanbieders hun leven niet beteren, ga ik pleiten voor wetgeving.
De game-industrie zegt overigens tegen mij dat die regels werken. Maar ik zeg: het werkt niet. Ik ben laatst een publiek debat aangegaan met Henk Hoogendoorn, afkomstig uit de gamewereld. Die onderkende het risico. Hij zei ook dat de grote companies veel weren van wat de creative industry aanbiedt, dat zou vaak nog veel ranziger en gewelddadiger zijn. Maar als ik dan vraag waar die grenzen voor die grote bedrijven liggen, laat hij zich er niet over uit.
Neem zo’n game als The Matrix. Daar staat een leeftijdsgrens bij van twaalf jaar, ik vind dat dit achttien jaar moet zijn. Ik vind het idioot dat je extra punten krijgt als je iemands nek breekt in plaats van hem dood te schieten. Dat zijn bizarre impliciete signalen die je daarmee afgeeft.
Ik geloof ook niet dat er een eigen, intrinsieke moraal is bij die grote bedrijven. De echte beslissingen in de game-industrie worden genomen in de Verenigde Staten en het enige wat telt zijn de commerciële belangen.
Toen ik met MTV het debat wilde aangaan over de videoclips zeiden ze aanvankelijk: onzin, ga toch weg, Dijsselbloem. Maar een half jaar later wilden ze wel praten. Omdat grote reclameklanten, voor bijvoorbeeld frisdrank, niet geassocieerd willen worden met groepsverkrachtingen.
Ik blijf dus het debat aangaan. Het is niet meer zo vaak dat ik word uitgemaakt voor moraalridder. Dat zou kunnen betekenen dat het onderwerp wegzakt, maar ook dat het geaccepteerd is. Ik vind het in ieder geval nog steeds uiterst actueel. Als de samenleving de trend richting geweld en gewelddadige seks en stereotiepe man/vrouwbeelden wil keren, moeten mensen in opstand komen. De overheid heeft geen wet op de moraal.’